‘Samenlevingsopbouw kan de wereld verbeteren’
Vol. Dat was de zaal en dat was het programma, tijdens de themabijeenkomst ‘Aan de slag met hindernissen bij communitybuilding’ van de Werkplaatsen Sociaal Domein op 5 september. De ambities logen er dan ook niet om: ‘Als we vanmiddag weer naar huis gaan, hebben we de wereld verbeterd.’
Dat zei Krijn van Beek in zijn openingswoord. De voorzitter van de associatie van de Werkplaatsen Sociaal Domein leidde de ruim zeventig deelnemers door twee plenaire sessies en drie workshoprondes. Die bouwden op een basis van wetenschappelijke kennis via een reeks praktijkvoorbeelden op tot een reflectieve ronde met inzichten voor onderzoekers, opleiders, beleidsmakers en uitvoerenden.
Drie termen
De wetenschappelijk basis van de dag legde Mariël van Pelt, lector sociale veerkracht aan de Fontys Hogeschool en senior adviseur bij Movisie. Zij werkte mee aan het dossier ‘Wat werkt bij samenlevingsopbouw’, dat de samenstellers baseerden op ruim 200 bronnen en vele gesprekken met experts. Het dossier gaat over wat samenlevingsopbouw te weeg kan brengen, welk vakmanschap daarbij hoort en wat de werkzame factoren zijn. ‘Samenlevingsopbouw kent in het Engels drie termen: community development, community organization en community building. Die gaan achtereenvolgens over de ontwikkeling van een wijk, buurt of dorp en wat de bewoners daar zelf in kunnen doen. Organization gaat vooral over een stem geven aan en organiseren van inwoners, vaak in een kwetsbare positie, om een maatschappelijk vraagstuk aan te pakken. Community building gaat vooral over de versterking van gemeenschappen.’
Agogisch en strategisch
In de Nederlandse taal hebben we niet dat onderscheid, maar in het werk van opbouwwerkers, dorpsondersteuners, jongerenwerkers, wijkagenten, actieve burgers en alle anderen die zich inzetten voor samenlevingsopbouw is die brede variatie wel te zien. Dit vergt dan ook vakmanschap, aldus Van Pelt. ‘Agogisch vakmanschap, om te kunnen ondersteunen bij verandering, maar ook politiek strategisch vakmanschap, zodat je zorgt dat thema’s op agenda’s komen en stemmen versterkt worden.’
Niet zo simpel
Waar het Van Pelt vooral om gaat is dat opbouwwerk niet zo simpel is als overheid en politiek het tegenwoordig vaak doen voorkomen: ‘Het is níet met de beste bedoelingen mensen uit de zorg loslaten in de wijk. Het is niet één keer de wijk in gaan om te vragen wat de inwoners willen. Samenlevingsopbouw heeft continuïteit nodig en geduld nodig. Je hebt bovendien te maken met conflicten, diversiteit en gedoe. Bijvoorbeeld over in- en uitsluiten. Oude gardes hebben het onderling soms zo gezellig dat anderen zich niet welkom voelen.’ Dat vraagt om te kunnen navigeren tussen ingrijpen als het nodig is en loslaten als het kan.
Instrumenteel
Van Pelt hekelt verder de instrumentele manier waarop veel gemeenten samenlevingsopbouw benaderen: ‘Het wordt gezien als manier om extra handjes te creëren in tekortsectoren en er ligt een sterke focus op het behalen van doelen zoals armoedebestrijding of het tegengaan van polarisatie. Maar gemeenschappen hebben een enorme waarde van zichzelf. Daar komen we steeds achter als het te lang verwaarloosd is. De aandacht voor samenlevingsopbouw maakt door de jaren heen steeds een golfbeweging en een opgaande beweging hangt vaak samen met grote maatschappelijke vraagstukken, zoals nu hoe de groeiende groep ouderen zo lang en gelukkig mogelijk thuis kan wonen.’
Invoegen
Gemeenten werken vaak gebieds- of wijkgericht en dat sluit aan bij hoe samenlevingsopbouw volgens Van Pelt doorgaans vorm krijgt: ‘Gemeenschappen zijn vaak wijk-, buurt- of flatgebonden.’ Maar het is eigenlijk lastig af te bakenen, stelt ze ook, na vragen uit de zaal over de sociale ecologie van bijvoorbeeld het verenigingsleven, kerken en online communities. ‘Een van de werkzame factoren is het vakmanschap van de opbouwwerker en daar hoort bij dat die veel oog heeft voor de context en kan invoegen in de specifieke gemeenschappen.’ Wat een ‘gemeenschap’ is, is overigens ook lastig exact aan te geven. ‘Het is een eenheid van mensen die iets delen. Ze hebben een gedeeld belang, zoals de wens voor meer groen in een wijk of rechten voor queers’, stelt Van Pelt desgevraagd.
Praktijkonderzoek samenlevingsopbouw en ouderen
De Werkplaatsen Sociaal Domein doen volop praktijkonderzoek naar samenlevingsopbouw bij ouderen. De volgende voorbeelden kwamen aan bod in de workshops:
Lang Leve Thuis Flats | Hogeschool Amsterdam
Samenspel in ‘Bloei Zones’ | NHL Stenden Hogeschool
Haags ontmoeten ouderen | Werkplaats Sociaal Domein ZHN
Zorgzame leefgemeenschappen en zingeving | Viaa Hogeschool
InHolland analyse model | Hogeschool INHolland
Drie innovatieve woonvormen: Liv inn | Hof van Leeuwesteyn | Thuishuis Woerden | Kennisplatform Utrecht Sociaal
Beleid
In de afsluitende plenaire ronde komen alle opgedane inzichten bij elkaar, voor de vier aandachtsgebieden beleid, opleiding, praktijk en onderzoek. ‘Zo’n dag als vandaag moet je eigenlijk 342 keer doen, zodat de prachtige onderzoeken en initiatieven vertaald worden naar beleid in gemeenten als Vaals, Goes en Den Helder’, vindt Ronald Bellekom van de VNG. Uit de zaal komt de toevoeging dat beleidsmakers minder doelgericht zouden moeten leren werken. ‘Beleidsmakers vergeten vaak het begin, namelijk de inwoner.’ Iemand anders voegt eraan toe: ‘In de zorg wordt er ook niet vanuit de inwoner geredeneerd, maar vanuit formulieren en protocollen. Bij opbouwwerk beginnen we bij de inwoners, zonder te weten waar je precies uitkomt.’ Het zou met andere woorden goed zijn als de beleidsmakers ruimte creëren om er gewoon ‘te zijn’ in de wijk.
Opleidingen
Bij de opleidingen zou een duidelijker profiel voor opbouwwerk helpen, stelt Eelke Pruim, opleidingsmanager Social Work bij Windesheim. ‘Bij het ontstaan van de generieke opleiding Social Work is opbouwwerk ondergesneeuwd geraakt. De meeste 17-jarigen die binnenkomen willen mensen helpen en een-op-een problemen oplossen. Bij ons kun je nu pas in het tweede jaar voor opbouwwerk kiezen. We moeten dus goed uit kunnen leggen wat het is.’ Positief is wel, voegt Pruim eraan toe, dat Windesheim en VIAA samen op maat gemaakte trainingen over opbouwwerk voor werkende professionals aanbieden.
Vakmanschap delen
Samenlevingsopbouw vraagt vakmanschap, dat is vandaag wel duidelijk geworden. Maar wil dat zeggen dat het vak alleen door betaalde beroepskrachten uitgevoerd kan worden? Dat is de vraag die Petra van Loon van de Vereniging NOV (Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk) opwerpt: ‘Er zijn een heleboel vrijwilligers die dat vakmanschap ook hebben en die ervoor open staan om nog verder te ontwikkelen. Ik zou het heel mooi vinden als actieve bewoners en professionals hun vakmanschap met elkaar delen.’ Een van de aanwezige opleiders ziet de uitwisseling wel zitten: ‘misschien de Professionals en de vrijwilliger ook eens samen in een opleiding zetten.’ Van Pelt brengt wel een nuance aan: ‘Van professionals mag verwacht worden dat ze alle benodigde facetten in de vingers hebben. Maar dat kun je niet verwachten of vragen van inwoners, ook al zijn ze nog zo goed.’
Praktijk en onderzoek
Verschillende opbouwwerkers die rechtstreeks uit de praktijk komen vinden dat de boodschap dat samenlevingsopbouw fundamenteel is en dat daar tijd, ruimte en vertrouwen voor nodig is, harder zou mogen doorklinken bij beleidsmakers. Onder opbouwwerkers zelf kan het geloof in eigen kunnen soms ook wel wat steviger. Want wie anders dan zij prikken door beleidsaannames heen? Wie doorziet dat de cijfers van een krachtwijk op papier inderdaad beter worden, maar dat dit alleen te danken is aan de nieuwbouw voor een meer kapitaalkrachtige doelgroep? Tegelijkertijd is het – ook voor de opbouwwerkers zelf – goed als de resultaten van hun inzet nog zichtbaarder worden. En daar kan praktijkonderzoek verder aan bijdragen. De aanwezige onderzoekers willen hun opgedane kennis graag delen, zodat die ten volle benut wordt.
Boven je bed
Dagvoorzitter Krijn van Beek geeft alle deelnemers tot slot de opdracht om de kaart waarop ze hebben genoteerd waar zij zelf morgen mee aan de slag kunnen, boven hun bed te hangen. ‘Dan verbeteren we de wereld misschien niet op 342 plekken, maar wel op 70.’