Illustatie van mensen die kennis delen

Kenniswaardering is niet vanzelfsprekend

'Ondanks de grote groei van het aantal ervaringsdeskundigen in het sociaal domein is het niet altijd vanzelfsprekend dat de kennisinbreng van deze groep op waarde wordt geschat' zegt docent-onderzoeker Josine Steenvoorde. Ook het juist inschatten van de waarde van de kennis van de sociaal werker gaat soms gepaard met problemen. Het over- of onderwaarderen van elkaars kennis kan een vorm zijn van Epistemisch onrecht.

Josine Steenvoorde is docent-onderzoeker aan Hogeschool Inholland. Zij doet promotieonderzoek naar epistemisch onrecht.

Kennis op de werkvloer

Op steeds meer plekken werken ervaringsdeskundigen en sociaal werkers samen of naast elkaar. De theoretische- en praktijkkennis van de sociaal werkers stond lange tijd centraal in het werk. De ervaringsdeskundigen vullen nu deze bestaande bronnen van kennis aan met ervaringskennis. Zo ontstaat er mooie, complete kennis waarmee de zorg zo optimaal mogelijk geboden kan worden aan de cliënt. 

Alleen, in de praktijk gaat het niet altijd zo soepel. Het op de juiste waarde schatten van elkaars kennis levert namelijk nogal eens problemen op. Zo kan ervaringskennis een buitenproportionele waarde toegekend krijgen, met het ‘white knight syndroom’ als gevolg. De ervaringsdeskundige wordt als orakel gezien die alles moet weten en contact zou moeten kunnen krijgen met cliënten waar niemand anders raad mee weet. Aan de andere kant worden ervaringsdeskundigen ook vaak genoeg gepasseerd of mogen zij enkel even hun verhaal komen doen. Ook dát lijkt niet de juiste mate van kenniswaardering. 

De inbreng van sociaal werkers wordt daarnaast ook niet altijd op juiste waarde geschat en de wind uit de zeilen genomen omdat zij geen gedeelde ervaring hebben. Zij kunnen zich onzeker voelen omdat ze denken dat de ervaringsdeskundige het beter weet, die heeft het immers meegemaakt. Alle opleiding en praktijkervaring die zij wél hebben ten spijt. 

In Nederlands en internationaal praktijkgericht onderzoek naar de onderlinge samenwerking komt naar voren dat zowel ervaringsdeskundigen als sociaal werkers zich niet altijd gehoord en serieus genomen voelen in de samenwerking. Ook in mijn eigen onderzoek hoor ik signalen dat elkaars inbreng niet altijd met open armen wordt ontvangen en er soms onderlinge wrijving voelbaar is. 

Over- en onderwaardering

De onderlinge wrijving kan ontstaan wanneer men zich over- of onderschat voelt. Deze over- of onderwaardering van kennis kan zijn wat Miranda Fricker Epistemisch onrecht noemt. Het onrecht wordt aangedaan wanneer iemand niet serieus genomen wordt in zijn hoedanigheid als kennisdrager. Anders gezegd, mensen nemen je niet serieus in wat je weet omdat zij je een onbetrouwbare bron vinden. Deze onbetrouwbaarheid kan uit verschillende dingen voortkomen, onder andere door vooroordelen of stereotyperingen. 

Dit Epistemische onrecht kan op de werkvloer leiden tot problemen. Zeker wanneer rollen die ervaringsdeskundigen en sociaal werkers hebben, overlappen zoals in de praktijk vaak gebeurt. Om goed te kunnen inschatten wat je van iemand kunt verwachten in zijn/haar rol, is er duidelijkheid nodig over wat die persoon überhaupt voor rol heeft. Dit is met ervaringsdeskundigen en sociaal werkers niet altijd het geval. Het is niet altijd duidelijk wie welke rol heeft of hoe de taakverdeling is geregeld. Die onduidelijkheden kunnen zorgen voor fricties op de werkvloer en wordt het waarderen van elkaars inbreng verder bemoeilijkt. Want als je niet weet wat iemands rol is, weet je ook niet van die persoon kunt verwachten. Oók niet wat betreft kennisinbreng. 

Onderzoek 

In mijn promotieonderzoek naar deze kenniswaardering verzamel ik data op verschillende plekken in Nederland waar sociaal werkers en ervaringsdeskundigen samenwerken. Ik kijk naar de verschillende rollen en rolverdeling en naar de waardering van eigen- en andermans kennis. Ik gebruik daarvoor het concept van Epistemisch onrecht en de roltheorie om vanuit theoretisch perspectief te kunnen duiden wat er op de werkvloer gebeurt. 

Dit duiden is nodig, omdat wanneer we meer weten of deze wederzijdse kenniswaardering en hoe de verschillende rollen hiermee samenhangen, kan dit tot betere samenwerking leiden. Daarnaast kan het leiden tot meer waardering voor de inbreng die ieder heeft en krijgen alle kennisbronnen een sterkere positie. Daar is uiteindelijk iedereen bij gebaat.