Community building is de sleutel naar maatschappelijk geluk
Communities dragen bij aan maatschappelijk geluk. Daarom is er behoefte aan méér sterke gemeenschappen, voorbij de fase van pilots. Hoe krijgen opleiders, beleidsmakers, ontwikkelaars en community builders dat samen voor elkaar? Dat was de centrale vraag tijdens de bijeenkomst van de Werkplaatsen Sociaal Domein op donderdag 16 januari.
In verschillende domeinen groeit de belangstelling voor gemeenschapsvorming. Zo zijn bijvoorbeeld architecten volop bezig met het ontwerpen van ruimtes die uitnodigen tot ontmoeting. Nu de waarde van community building opnieuw meer algemeen erkend raakt, is een natuurlijke vervolgvraag hoe dit structureler ingebed kan raken. Geen vraag waarop een eenduidig antwoord te geven is. Wel viel tijdens deze bijeenkomst te bespeuren dat collectivering van kennis en ervaring wenselijk is, evenals uniformering van opleidingen, methodieken en definiëring. ‘Ik heb grote behoefte aan een unanieme definitie’, zegt een van de deelnemers. Maar tegelijkertijd is erkenning nodig voor de eigenheid van initiatieven en aanpakken.
Positieve framing
De positieve framing van gemeenschappen als bron van maatschappelijk geluk, kwam van Krijn van Beek, voorzitter van de Associatie van Werkplaatsen Sociaal Domein. Hij gaf daarmee in zijn openingswoord een draai aan de manier waarop communities tegenwoordig vaak gezien worden, namelijk als ‘oplossing voor allerhande maatschappelijke kwalen’. In zijn keynote noemt lector Lex Veldboer van de Hogeschool van Amsterdam enkele van die kwalen: ‘Problemen in de gezondheidszorg bijvoorbeeld. En woningcorporaties bellen ons op, met de vraag hoe zij via community building de matige veerkracht en leefbaarheid in aandachtswijken kunnen verbeteren. Community building kan zelfs een kwestie van leven of dood zijn. Onderzoek naar sterftecijfers door een hittegolf in Chicago, laat zien dat gebrek aan gemeenschap samenhangt met extra overlijdens.’ Veldboer stelt dat macro-factoren zoals de toenemende sociale ongelijkheid in Nederland communityvorming bemoeilijken en leidt tot meer onderlinge angst en afstand tot andere groepen. ‘Dat ondermijnt de sociale cohesie. Maar toch is dat de sleutel tot de oplossing.’
Micropolitiek
Om community building structureler in te zetten, is volgens Veldboer meer zicht nodig op het vakmanschap in begeleide ontmoetingsplaatsen. Met andere woorden: hoe kun je via micropolitiek werken aan sociale verbanden in de bieb, het buurthuis of op een basketbalveld? Hoe weet de community builder de alledaagse machtsdynamieken binnen gemeenschappen positief te beïnvloeden? Veldboer maakt het concreet: ‘Op veel plekken leven immers dezelfde vragen. Als er ineens een nieuwe jeu de boules-club bijkomt, hoe voorkom je dan dat ze vechtend over straat rollen met de oude vereniging? Community builders weten heel veel, maar vooral over hun eigen specifieke terrein en hun eigen casuïstiek. Verbinding tussen diverse disciplines ontbreekt. Hoe maak je de kennis collectief? Bij ons in de opleiding zit wel een stukje community building, maar dat gaat vooral over hoe de ABCD methodiek in elkaar steekt. Maar eigenlijk zouden we studenten moeten leren hoe ze de best passende methodiek kunnen kiezen. En ook hoe ze individuele kennis kunnen collectiveren. Daarbij kunnen we kijken naar hoe ervaringsdeskundigen ervaringskennis collectief maken.’ Een goed voorbeeld is de ervaringsraad die een incident met een stadspas analyseert, waardoor algemene mechanismes boven komen drijven. Tot slot merkt Veldboer op dat het zo goed niet gaat met gemeenschappen in Nederland. Vooral in stadswijken staat de sociale cohesie onder druk en verschralen begeleide ontmoetingsplaatsen. De structurele condities (maatschappelijke ontwikkelingen en publieke financiering) voor gemeenschapsvorming zijn dus niet altijd gunstig.
Schipperen
De tweede keynote spreker is Huub Purmer, onderzoeker bij Hogeschool Inholland. Hij is mede-ontwikkelaar van een analysemodel van gemeenschappen. Met het artikel Zorgzaamheid in buurten is een kwestie van schipperen levert hij samen met Maisha van Pinxteren een interessante bijdrage aan een meer uniform beeld van het begrip gemeenschap en de mogelijkheden om die te beïnvloeden. ‘We zien drie kernelementen in elke gemeenschap’, legt Purmer uit: ‘het collectief, de betekenisgeving en de interactie.’ De drie kernelementen hebben op hun beurt kenmerken die altijd in meer of mindere mate aanwezig zijn. Zoals dat het collectief los of krachtig verbonden is, door de locatie of juist thematisch. ‘Ik hoor bij een Volvo 240-gemeenschap en die is losjes verbonden, op het thema. Maar ik deed ook onderzoek in Nieuw-Zeeland, in een zeer krachtig verbonden Maori-gemeenschap.’ Als je aan gemeenschappen wilt bouwen, vormen al die verschillende elementen aangrijpingspunten om te beïnvloeden: je kunt met een schuifje heen en weer op de schalen, bijvoorbeeld die tussen los en krachtig. Het schipperen zit hem erin dat er geen ideale vaste positie voor de schuifjes is: elke gemeenschap is anders. Binnen de gemeenschap zelf is vaak ook geen eenduidige wens over de mate van verbondenheid. En voor de een betekent deelname misschien iets anders dan voor de ander.
Eigenheid
In een deel van de vijf workshops waaruit de deelnemers vervolgens kunnen kiezen, gaat het opnieuw over de balans tussen collectivering van kennis en ervaring aan de ene kant en de eigenheid van lokale bewonersinitiatieven en hun wensen aan de andere kant. In de workshop over voorzorgcirkels in Almere constateert een van de deelnemers: ‘In Nederland zijn misschien al wel vijftig tot zestig voorzorgcirkels. Alleen bijna geen enkel initiatief noemt zichzelf zo. Want ze zijn ontstaan vanuit de inwoners zelf en een eigen naam helpt om eigenaarschap te voelen.’ Een deelnemer aan de workshop over het activeren van communities maakt een vergelijkbare opmerking. Een nadeel van het koesteren van eigenheid is dat beleidsmakers, ofwel de mensen met de portemonnee, maar lastig kunnen herkennen wat effectieve aanpakken zijn.
Herkenbaarheid
De onderzoeken die in de workshops gepresenteerd worden kunnen wellicht bijdragen aan de nodige herkenbaarheid. Associate Lector Rixt Zijlstra van Windesheim heeft dat doel zeker met het onderzoek naar de voorzorgcirkels. ‘In Almere zijn we nu aan het beschrijven hoe de twee voorzorgcirkels ontstaan zijn, hoe de besluitvorming binnen de cirkels gaat en wat de impact is.’ Een goede voedingsbodem lijkt universele elementen te hebben zoals een kartrekkersduo en een bestaande activiteit zoals een koffiemoment. Ook het opleidingsniveau en voldoende buurtgenoten in dezelfde levensfase dragen bij aan de vruchtbaarheid. Lieke de Kok, docent-onderzoeker van Inholland en projectleider Wilco Kruijswijk noemen in hun workshop over zingeving en ontmoeting ‘het gesprek’ als meest basale element. Dit soort informatie kan beleidsmakers helpen om te zien welke buurten en wijken extra professionele community building nodig hebben, omdat de bodemcondities verrijkt moeten worden.
Op de rots
Naast de workshops zijn er postersessies over aanpakken en tools om community building onder ouderen te versterken. Uit de gesprekken blijkt dat er zeker behoefte is om van elkaar te leren. Een databank met effectieve interventies kan hierbij helpen. Om de eigen aanpak te verbeteren, om beter onder woorden te kunnen brengen wat je doet en waarom, bij opschalen en verspreiden van de aanpak én bij financiering aanvragen. Tijdens een van de vier zogenoemde Deep diving-sessies voegt een van de deelnemers daar nog aan toe dat goed kunnen uitleggen waarom je doet wat je doet, ook nodig is om weerstand te kunnen bieden aan de ‘apen op de rots. Die ene harde stem, die houdt misschien wel twaalf mensen uit zicht die ook wat kunnen.’
Budget afzonderen
Dit gebeurt tijdens de sessie waarin mensen uit de praktijk antwoorden zoeken op de kernvraag van de bijeenkomst. In de drie andere deep diving-sessies buigen de deelnemers zich langs de lijn van beleid, innovatie en onderwijs over die vraag. Bij de sessie met beleid als invalshoek plaatst André Schoorl, werkzaam bij het ministerie van VWS, vraagtekens bij het bestaan van de financiële schotten die vaak als obstakel voor (structurele) financiering worden genoemd. Gemeenten kunnen de rijksmiddelen volgens hem prima integraal inzetten, al was het maar door een deel van het budget af te zonderen voor de preventieve inzet die community builders plegen.
Beroepsprofiel
Bij de sessie onderzoek en innovatie is de conclusie volgens Karlien Landman, hoofddocent aan de Hanzehogeschool, vooral dat naar de buitenwereld duidelijker moet worden wat community builders precies doen: ‘Ze vinden hun werkwijze en acties zelf vanzelfsprekend en daarom is het soms een uitdaging om te omschrijven wat ze nou precies doen.’ Met name het onderscheid tussen zorg, wijkverpleging en community builders moet duidelijker worden, zodat zij als professionals onderling elkaar kunnen versterken. Voor de opleidingen geldt dat het positief is dat het beroepsprofiel van de community builder momenteel aangescherpt wordt, waarna een doorvertaling naar de lesprogramma’s kan volgen. ‘Community building mag meer in een jasje van nu gestoken worden’, voegt de Kok van Inholland eraan toe. ‘Met meer verbinding met het werkveld van nu, zoals met de digitale wereld.’
Door de hele dag loopt nog een betekenisvol draadje dat gaat over het verschil met de zorgsector: daar volgt de verpleegkundige het protocol dat voorschrijft welk verband hij met welke druk aan moet leggen. Voor de community builder bestaan niet van die vaststaande werkvoorschriften en dat maakt dat beleidsmakers of opdrachtgevers hun professionaliteit makkelijker in twijfel trekken. Het vakmanschap van de community builder bestaat uit theoretische bagage en uit de eigen en gedeelde praktijkervaring. De Kok: ‘Het is geen techniek die we toepassen, het is een fundament, een basis van waaruit we werken.’ Of, zoals een community builder het zelf verwoordt: ‘Bij ons is menselijkheid de belangrijkste skill, daar gaat het om. Dat is geen masker of filter, dat is de basishouding.’
Tekst: Tea Keijl
Foto’s: Letty Wessels